EPILEPSIE

Wat is epilepsie?

Theoretische definitie (opgesteld in 2005 door een task force van the International League Against Epilepsy (ILAE):

Een epileptische aanval is een weerkerend voorkomen van signalen en/of symptomen tengevolge van abnormaal excessieve of synchrone neuronale activiteit in de hersenen. Epilepsie is hersenziekte die gekenmerkt wordt door een voorbestemdheid om epileptische aanvallen te hebben en door de neurobiologische, cognitieve, psychologische en sociale gevolgen van de aandoening. Vooraleer van epilepsie te spreken, moet er minstens één epileptische aanval voorkomen.

Kortom: een epileptische aanval is een gebeurtenis en epilepsie is de ziekte waarbij recurrente, onuitgelokte epileptische aanvallen voorkomen.

Gezien deze definitie niet praktisch genoeg was en ze dokters niet altijd voldoende toeliet om aan te duiden of een individu daadwerkelijk epilepsie had, werd een meer praktische omschrijving opgesteld (Fisher RS et al. A practical clinical definition of epilepsy, Epilepsia 2014; 55:475-482):

Epilepsie is een hersenziekte waarbij één of meerdere van de volgende symptomen voorkomen:

  • Tenminste twee onuitgelokte epileptische (of reflex) aanvallen met een interval van 24u of meer
  • Eén onuitgelokte epileptische (of reflex) aanval en een waarschijnlijkheid van mininimum 60% dat men andere aanvallen zal krijgen binnen de tien jaar
  • Een diagnose van een epilepsiesyndroom

Epilepsie wordt veroorzaakt door een storing in de hersenen. Alles wat je denkt en doet wordt aangestuurd door je hersenen. Zonder die aansturing kun je niet bewegen, horen, ruiken, zien of zelfs ademhalen. Je hersenen bestaan uit miljarden hersencellen die voortdurend boodschappen aan elkaar doorgeven. Die boodschappen geven ze door met elektrische signalen en chemische stoffen. Soms wordt dit systeem verstoord en is er een plotselinge ongecontroleerde elektrische ontlading van je hersencellen. Er ontstaat dan een soort kortsluiting in je hersenen, die zich uit in epileptische aanvallen. Deze aanvallen worden ook wel epileptische insulten genoemd. Epilepsie komt op alle leeftijden voor, maar het vaakst bij kinderen en ouderen.

Oorzaken van epilepsie

Bij de meeste mensen met epilepsie is er ondanks onderzoek geen duidelijke oorzaak te vinden. Als epilepsie in de familie voorkomt, heeft iemand meer kans het zelf ook te krijgen. Ook door een hersenbeschadiging, zoals bij een ongeluk of een beroerte, kan iemand epilepsie krijgen. Er zijn ook verschillende ziektes die epileptische aanvallen kunnen veroorzaken. Je spreekt pas officieel over epilepsie als iemand twee of meer aanvallen heeft gehad.

Als je epilepsie hebt, zijn er verschillende factoren, uitlokkers genoemd, die de kans op een insult kunnen vergroten. Denk hierbij aan alcohol- en drugsgebruik, (over)vermoeidheid, stress of flitsende lampen. Lees meer over welke factoren een epileptische aanval kunnen veroorzaken.

Symptomen van epilepsie

Epileptische aanvallen zijn grofweg onder te verdelen in drie typen:

  • Focale aanvallen (voorheen partiële aanvallen genoemd)
  • Gegeneraliseerde aanvallen
  • Aanvallen met een (vooralsnog) onbekend begin

Focale aanvallen ontstaan vanuit een plek in één hersenhelft (en kunnen zich daarna ook verspreiden naar de andere hersenhelft). Gegeneraliseerde aanvallen ontstaan direct of zeer snel vanuit beide hersenhelften. Bij aanvallen met een onbekend begin is het (nog) niet helemaal duidelijk waar de aanvallen precies ontstaan, soms omdat er nog te weinig informatie voorhanden is om zeker te weten om wat voor type aanval het gaat.

Hieronder worden de symptomen van de meest voorkomende epileptische aanvallen een voor een beschreven.

Focale aanvallen (voorheen partiële aanvallen)

Bij een focale aanval met intacte gewaarwording (voorheen eenvoudig partiële aanval genoemd) raakt iemand niet buiten bewustzijn en kan de persoon na de aanval beschrijven wat er gebeurd is. Verschijnselen van een focale aanval met intacte gewaarwording kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • Tintelingen in een arm
  • Het zien van lichtflitsen
  • Iets horen of ruiken dat er niet is
  • Onwillekeurig smakken
  • Onrustig bewegen

Een focale aanval met intacte gewaarwording kan overgaan in een focale aanval met verminderde gewaarwording (voorheen complex partiële aanval genoemd). Hierbij raakt iemand vaak wel (gedeeltelijk) buiten bewustzijn. Ook kan iemand bij deze soort aanval onwillekeurige handelingen verrichten, zoals staren, friemelen of zoekend rondlopen. Focale aanvallen kunnen soms overgaan in een gegeneraliseerde aanval.

Focale aanval met intacte gewaarwording
Focale aanval met verminderde gewaarwording
Absences

Absences komen het meest voor bij kinderen van 0 tot 18 jaar. Bij volwassenen komen ze veel minder voor. Een absence werd vroeger ook wel petit mal genoemd. Bij een absence is iemand enkele seconden (3 tot 30 seconden) ‘afwezig’, oftewel buiten bewustzijn. Voor buitenstaanders lijkt het of iemand staart en even stopt met waar hij mee bezig is. Soms draait iemand met de ogen.

Myoclonische aanvallen

‘Myo’ betekent spier en ‘clonisch’ betekent schokkend. Bij een myoclonische aanval is iemand zo kort buiten bewustzijn dat het nauwelijks opvalt en heb je spierschokken in armen en/of benen.

Tonisch-clonische aanvallen

‘Tonisch’ betekent verkrampt, ’clonisch’ betekent ‘schokkend’. Een tonisch-clonische aanval werd vroeger ook wel grand mal genoemd. Bij dit soort aanvallen spannen eerst alle spieren zich aan: iemand verkrampt. Daarna krijgt de persoon spierschokken over het hele lichaam. Vervolgens verslappen alle spieren. Bij een tonisch-clonische aanval raakt iemand bewusteloos.

Wat te doen bij een epileptische aanval?

Epileptische aanvallen houden in de meeste gevallen vanzelf op. Als een tonisch-clonische aanval langer duurt dan vijf minuten moet deze echter afgebroken worden. Omstanders kunnen dan het beste 112 bellen. Als een aanval langer duurt dan vijf minuten, of de ene aanval volgt op de andere en dit langer duurt dan 30 minuten, spreek je van een status epilepticus. Ook in dat geval moeten omstanders altijd medische hulp inschakelen.

Lees meer over wat te doen als omstander tijdens of na een epileptische aanval in het dossier over epileptische aanvallen.

Diagnose van epilepsie

Bij het vermoeden van epilepsie zal de huisarts je voor onderzoek en behandeling van epilepsie naar een neuroloog doorverwijzen. Voor de diagnose epilepsie is een aantal onderzoeken nodig:

  • Het eigen verhaal (anamnese). Wat is je eigen verhaal van een aanval of aanvallen? Dit kan bijvoorbeeld bij een gegeneraliseerde aanval lastig zijn, omdat je daarbij buiten bewustzijn raakt.
  • De beschrijving van anderen van de aanval (hetero-anamnese). Naast het verhaal van omstanders geeft bijvoorbeeld een filmpje met een mobiel een arts veel informatie over hoe de aanval eruitzag.
  • Een elektro-encefalogram (EEG). Bij dit onderzoek krijg je elektroden op het hoofd die verbonden zijn met een computer. Dit onderzoek registreert de elektrische activiteit van de hersenen.
  • Een MRI-scan wordt gemaakt om te onderzoeken of er een oorzaak te zien is in het hersenweefsel. MRI werkt met magneet- en radiogolven en levert beelden die met een röntgenfoto niet te verkrijgen zijn.
  • Een CT-scan wordt soms gemaakt om uit te zoeken of er beschadigingen of afwijkingen zijn in de hersenen. Een CT-scan is een serie röntgenfoto’s van, in dit geval, de hersenen. Daarom wordt een CT-scan meestal alleen gebruikt als een MRI niet mogelijk is.
Steunpunt Kinderepilepsie

Voor meer info over (kinder)epilepsie verwijzen wij door naar Steunpunt Kinderepilepsie vzw. Steunpunt Kinderepilepsie werd opgericht door een groep enthousiaste ouders die zelf een kind hebben met medicatieresistente epilepsie of die nauw betrokken zijn bij getroffen families.

Steunpunt Kinderepilepsie